Bij de Academie werken en komen veel mensen. Wie zijn zij? Wat doen zij? Wat houdt hen bezig? In deze Academie Actueel gaat rector Pauline Schuyt in gesprek met Richard van Zwol, die per 1 september jl. Ralph Pans heeft opgevolgd als voorzitter van de Stichting Recht en Overheid. Vanuit de oranje stoelen op de kamer van de rector blikt hij terug op zijn carrière en reflecteert hij op de rol van de Academie in ‘dit tijdgewricht van het debat’. Lees je mee?
Pauline: Je bent onlangs gestart als voorzitter van de Stichting Recht en Overheid. Voor de meeste mensen in ons netwerk ben je geen onbekende. Toch zou ik onze lezers de gelegenheid willen geven om je iets beter te leren kennen. Zou je ons iets kunnen vertellen over wat je beweegt in het leven en hoe dat terugkomt in het verloop van je carrière tot nu toe?
Richard: Toen ik in 2017 Staatsraad werd in de afdeling Advisering van de Raad van State, waren sommige mensen enigszins verbaasd. Zij kenden mij vooral als secretaris- generaal, eerst bij Algemene Zaken, daarna bij Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Toch was die stap voor mij destijds een hele logische: ik keerde daarmee terug naar de basis die is gelegd tijdens mij studie Juridische Bestuurswetenschappen aan de Universiteit Tilburg. Destijds heb ik heel bewust gekozen voor deze richting binnen de juridische opleiding. Ik wilde mij bekwamen in het recht in het publieke domein: Staatsrecht en bestuursrecht, wat toen overigens nog administratief recht heette. Deze keuze is op zich niet verwonderlijk gezien het feit dat mijn moeder lid was van de gemeenteraad en mijn vader actief was binnen de vakbond. De ‘publieke zaak’ is mij dus met de paplepel ingegoten. Het mooie van deze opleiding in Tilburg was dat wij als studenten door hoogleraren als Ig Snellen doordrongen werden van het feit dat juristen vaak denken dat ze de waarheid in pacht hebben, maar dat dé waarheid niet bestaat. Binnen het recht – zeker in het publieke domein – zijn vele rationaliteiten, zoals bestuurskunde, economie, beleid. Iedere rationaliteit redeneert vanuit een eigen perspectief en vormt daarmee een eigen waarheid. Het is de kunst om als jurist te ontdekken hoe je je ten opzichte van al die verschillende rationaliteiten en waarheden verhoudt en wat dat betekent voor de wijze waarop je je vak als jurist uitoefent.
Dat ik na mijn studie bij de overheid zou gaan werken stond voor mij vast. Aanvankelijk wilde ik bij een gemeente gaan werken, maar in een arbeidsmarkt die een stuk krapper was dan vandaag de dag, kwam ik door toeval als inspecteur terecht bij het Ministerie van Financiën. Daar maakt ik kennis met de financieel economische aspecten van de overheid en van het recht. Daarmee werd mijn liefde voor het financieel economische gewekt en ontwikkeld.
Pauline: Uiteindelijk kwam je in functies terecht waar het juridisch inhoudelijke misschien minder belangrijk was. Als secretaris-generaal gaat het toch meer om het politiek bestuurlijke aspect, management, leidinggeven?
Richard: Dat klopt voor een deel. Daarom was ik ook zo blij toen ik na mijn overstap naar de Raad van State weer veel meer aandacht kon geven aan het juridisch inhoudelijke en er minder nadruk lag op het politiek bestuurlijke. Maar vergis je niet: ook als secretaris-generaal krijg je te maken met grote juridische vraagstukken. Ik heb mijn werk bij Algemene Zaken ervaren als levend staatsrecht, constitutioneel recht in de praktijk. Dichter bij het vuur kun je niet zitten, ook niet in juridisch opzicht. Ook bij Financiën zijn de vraagstukken lang niet altijd louter budgettair. Ik zat daar tijdens de eurocrisis, de bankencrisis. De oplossingen hadden sterke juridische componenten. Uiteraard zitten bij alle ministerie uitstekende juristen en hoefde ik dit niet allemaal zelf te doen, maar het helpt enorm als je juridisch kunt meedenken, snapt waar de cruciale punten liggen. Hiermee wil ik overigens niet zeggen dat een secretaris-generaal altijd een jurist moet zijn. Maar het is aanbevelingswaardig – of eigenlijk gewoon noodzakelijk - dat er in de groep -secretarissen-generaal als zodanig genoeg juridische kennis aanwezig is.
Het is grappig dat in mijn huidige functie bij de Raad van State het precies omgekeerd is: daar voert het juridisch inhoudelijke de boventoon en heb ik veel voordeel van de financieel economische en de politiek bestuurlijke ervaringen die ik eerder in mijn loopbaan heb opgedaan. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik bij de Raad van State verantwoordelijk ben voor het jaarlijkse advies over de Rijksbegroting, waarmee de Raad optreedt als het onafhankelijke adviesorgaan zoals voorgeschreven in het EU begrotingspact. Daarin komen mijn liefde voor het juridische en het financieel economische samen. De cirkel is wat dat betreft rond. En ook hier geldt gelukkig dat de groep Staatsraden een mooie mix is van mensen die bekwaam zijn in het puur juridische en mensen die vanuit hun eerdere ervaringen een blik vanuit andere rationaliteiten meenemen. Dat maakt het werk bij de Raad van State boeiend en waardevol.
Pauline: Kun je ons vertellen waarom je graag voorzitter van de Stichting Recht en Overheid wilde worden?
Richard: De Academie is voor mij geen onbekende. In mijn eerdere functies heb ik, onder andere met mijn goede collega Gerard Roes, al veel gedaan ten behoeve van de juridische functie bij het Rijk. De oprichting van de Academie is daarvoor van wezenlijk belang geweest. Ik had dus al lange tijd belangstelling voor en affiniteit met het instituut. En als je telkenmale uitdraagt hoe belangrijk de Academie is, dan moet je ook de daad bij het woord voegen en zelf een steentje bijdragen als de mogelijkheid zich voordoet. Ik doe het overigens zeker niet alleen uit plichtsbesef, ik vind het ook gewoon heel leuk. En met het einde van de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050, waarvan ik voorzitter ben, in zicht, kan ik er ook de nodige tijd voor vrijmaken.
Pauline: Heb je tot slot nog een advies dat je aan ons als Academie wil meegeven?
Richard: Wees zuiver in de opdracht waarmee de Academie is begonnen: het opleiden van trainees en koester de andere activiteiten. De Academie is een gevestigd instituut, maar zie dat niet als een reden om op je lauweren te gaan rusten. Laat zien dat je in staat bent om mee te gaan in ontwikkelingen en nieuwe dingen te starten, zoals jullie al hebben gedaan met het opzetten van de zij-instroomopleidingen. Zorg dat je een sterke band houdt - en waar nog nodig krijgt - met de directeuren juridische zaken bij de ministeries, maar zeker ook bij de uitvoeringsorganisaties. Houd de Academie voor Wetgeving en de Academie voor Overheidsjuristen bij elkaar. Het werk van de wetgevingsjurist en dat van de overheidsjurist kun je niet los van elkaar zien. De samenbindende factor in de juridische functie bij het Rijk is groter dan de verschillen. In die zin zou het geen gek idee zijn om uiteindelijk tot één Academie te komen, waarin de onderlinge samenhang wordt weerspiegeld. Ik denk dat meer verwevenheid tussen beide functies de totale kwaliteit van de juridische functie bij het Rijk ten goede zou komen. Tot slot zou ik aan de medewerkers van de Academie het advies willen geven om zich uitdrukkelijk te mengen in het Haagse debat over wetgeving en beleid. We leven in het tijdsgewricht van het debat. Het zou goed zijn voor dat debat én voor de Academie, als ook de Academie zich daarin mengt.