16 december 2025

Interview met Nina en Peter: docenten leeratelier ‘Professioneel inzetten van empirisch onderzoek’

Bij de Academie werken en komen veel mensen. Wie zijn zij? Wat doen zij? Wat houdt hen bezig? In deze Academie Actueel leggen we een aantal vragen voor aan Nina Holvast en Peter Mascini. Op 10 maart 2026 verzorgen zij bij de Academie het leeratelier ‘Professioneel inzetten van empirisch onderzoek’. Lees je mee?

Aan de Erasmus Universiteit Rotterdam houden jullie je bezig met empirisch-juridisch onderzoek en onderwijs. Kunnen jullie schetsen wat je daaronder verstaat?

Nina: Vaak wordt onder empirisch-juridisch onderzoek het gebruik van sociaalwetenschappelijke onderzoeksmethoden verstaan met het doel om vragen te beantwoorden die relevant zijn voor het recht.

Peter: Wij vatten het breder op door te kijken naar vragen die relevant zijn voor het recht in de samenleving. Dit betekent dat wij het recht niet zien als iets dat los of buiten de samenleving staat, maar als iets dat daar juist deel vanuit maakt. Wij zijn dus niet alleen geïnteresseerd in hoe wettelijke maatregelen in de praktijk worden geïmplementeerd en welke gevolgen ze hebben, maar ook of het recht de belangen en waarden van dominante groepen in de samenleving vertegenwoordigt of juist emancipatie van achtergestelde groepen mogelijk maakt. Ook willen we weten hoe de sociale werking van wetgeving afhangt van andere normstelsels in de samenleving. Denk hierbij aan religieuze overtuigingen die de doorwerking van gelijke behandeling van homoseksuele leerkrachten in orthodox-protestantse scholen kunnen vertragen of tegenhouden.

Nina: In het eerstejaarsvak Empirical Legal Studies leren we studenten vooral welke inzichten dit soort empirisch onderzoek oplevert. In andere vakken die we geven, ligt de nadruk juist meer op de onderzoeksmethoden zelf.

In september vorig jaar kwam het boek ‘Recht in het echt’ uit, waarvan jullie deel uitmaakten van de redactie. Bij de uitreiking van het eerste exemplaar daarvan zeiden jullie dat een belangrijk doel van dat boek is om het bestaand empirisch-juridische onderzoek op een voor juristen toegankelijke manier te presenteren, om daarmee een brug te slaan tussen empirische onderzoekers en juristen. Is het nodig om een brug te slaan? Met andere woorden: zou je kunnen zeggen dat uitkomsten van empirisch-juridisch onderzoek de juristen in de praktijk niet bereiken?

Nina: Nou, ik heb op zich het idee dat de interesse van juristen in empirisch-juridisch onderzoek de afgelopen tijd alleen maar is toegenomen. Veel juridische promovendi besteden er in hun promotieonderzoek aandacht aan. En binnen ons curriculum in Rotterdam hebben empirisch-juridische vakken inmiddels ook een behoorlijk centrale plek gekregen.

Peter: Toch blijkt keer op keer weer hoe moeilijk het is om empirische bevindingen onder de aandacht te brengen van juristen. Hiervoor zijn verschillende redenen te bedenken. Zo levert empirisch onderzoek vaak geen eenduidige antwoorden op voor de rechtspraktijk. Ook is er een vertaalslag nodig om empirische bevindingen om te zetten in normatieve aanbevelingen. Hoe moeilijk dit is laten actuele politieke discussies zien over de juridische grenzen in de aanpak van het stikstofoverschot of de beperking van asielmigratie.

Nina: Daar is dus nog winst te behalen.

Door het eerste exemplaar van ‘Recht in het echt’ aan te bieden aan Pauline Schuyt, de rector van de Academie voor Wetgeving en Overheidsjuristen, wilden jullie onderstrepen dat uitkomsten van empirisch-juridisch onderzoek ook belangrijk zijn voor het werk van juristen bij de Rijksoverheid. Kunnen jullie een voorbeeld geven van empirische inzichten die nuttig zijn voor het werk van juristen bij de Rijksoverheid?

Nina: Oh, teveel om op te noemen. Laat ik een paar voorbeelden noemen. Denk aan evaluaties van initiatieven die zijn bedoeld om de maatschappelijke effectiviteit van rechtspraak te verhogen, zoals de buurtrechter. Maar ook aan onderzoek dat het belang van procedurele rechtvaardigheid aantoont, dat laat zien hoe vooringenomenheid of vuistregels doorwerken in de beslissingen van juridische professionals of welke factoren van invloed zijn op de effectieve aanpak van bijvoorbeeld seksuele straatintimidatie.

Peter: Ik denk ook aan onderzoek dat laat zien dat de veronderstellingen over gedragsveranderingen die ten grondslag liggen aan wetgeving in de praktijk eigenlijk altijd anders uitpakken dan de wetgever had voorzien. Dit geldt bijvoorbeeld voor het aanbieden van verontschuldigingen in letselschadezaken, responsief toezicht of het opleggen van wettelijke verplichtingen om mensen te dwingen zorg of behandeling te accepteren. Ook kan empirisch onderzoek een beter begrip opleveren van maatschappelijke ontwikkelingen zoals de opkomst van soevereinen die alle gezag van de overheid afwijzen.

Wat is het risico als empirische inzichten onvoldoende bekend zijn in de praktijk of niet, verkeerd of onvoldoende worden ingezet?

Peter: Ik ben blij dat je deze vraag stelt. Wetgevings- en overheidsjuristen opereren in een politiek krachtenveld waar ze een speelbal van kunnen worden. Kennis hebben van empirische inzichten kan juristen helpen om een eigen standpunt te bepalen ten opzichte van de juridische vraagstukken waar zij bij zijn betrokken, om politieke en empirische motieven beter van elkaar te onderscheiden en om zich in te zetten voor wetgeving die uitvoerings- en handhavingstoetsen kan doorstaan. Uiteraard zijn empirische inzichten zelf ook niet geheel neutraal omdat ze voortkomen uit specifieke onderzoeksvragen, theoretische perspectieven en onderzoeksmethoden. Maar voor politici is het makkelijker om waarheidsclaims naast zich neer te leggen dan voor wetenschappers. Juist daarom kunnen juristen die werkzaam zijn voor de overheid hun voordeel doen met empirische bevindingen.

Waarom worden empirische inzichten dan toch nog niet zo vaak gebruikt?

Nina: Hoewel de meeste juristen het belang van empirische kennis heus wel inzien, wil dit niet zeggen dat ze er ook mee in aanraking komen; juristen en sociale wetenschappers hebben deels hun eigen gremia waarin ze hun kennis delen. Omdat ze daarnaast ieder een eigen taal spreken is het soms lastig voor juristen om op de hoogte te zijn van het empirisch onderzoek dat voor hen relevant is. Het kan moeilijk zijn een weg te vinden in de grote hoeveelheid empirisch onderzoek. Ook blijkt uit onderzoek dat – heel begrijpelijk – tijdsdruk een rol speelt in het al dan niet gebruik van empirisch inzichten.

Hoe zouden juristen bij de Rijksoverheid beter gebruik kunnen maken van resultaten van empirisch-juridisch onderzoek? Kun je hier een voorbeeld van geven?

Peter: De overheid heeft hier zelf al flinke stappen gezet met de invoering van het Beleidskompas en den toolbox beleidsevaluaties. Deze maatregelen zijn expliciet bedoeld om juristen die werkzaam zijn bij de overheid te stimuleren en faciliteren om empirisch gefundeerd te werk te gaan en om zich hierover bij te scholen. Rijksambtenaren hebben ook vrij toegang tot een portaal van tijdschriften en boeken waarin over empirisch onderzoek wordt gepubliceerd. Het komt er op aan om hier blijvend aandacht aan te geven zodat het voor nieuwe generaties overheidsjuristen steeds vanzelfsprekender wordt om empirische inzichten in hun werk in te bedden.

Welke kennis en vaardigheden hebben juristen bij de Rijksoverheid nodig om empirische inzichten (beter) in te zetten in hun werk? Moeten zij bijvoorbeeld kennis hebben van sociaal-wetenschappelijke onderzoeksmethoden, zoals statistiek?

Nina: Kijk, overheidsjuristen hoeven echt niet alle ins en outs van sociaal-wetenschappelijk onderzoek te kennen. Ze hoeven het niet zelf uit te voeren, Maar het is wél belangrijk dat ze het kunnen gebruiken in hun werk. Daarom is het heel waardevol als ze voldoende basiskennis hebben: dat ze weten waar en hoe ze relevant empirisch onderzoek kunnen vinden, en dat ze ze zulke studies op een goede manier kunnen interpreteren.

Hoe zou hieraan aandacht kunnen worden besteed in de opleiding van juristen bij het Rijk? En hoe draagt het leeratelier bij aan het ontwikkelen van deze kennis en vaardigheden?

Nina: de opleiding zou die basis naar mijn idee moeten bieden. Met ons leeratelier leveren we daar ook een bijdragen aan, waarbij we vooral inzetten op de vraag hoe de overheidsjuristen empirische onderzoeksresultaten op een effectieve wijze kunnen inzetten in hun werk. We willen daarmee heel erg aansluiten bij de behoeften van de juristen. De directe toepasbaarheid staat in het leeratelier heel erg centraal. We stimuleren de deelnemers dan ook van harte om casus in te brengen waar ze op dat moment mee bezig zijn in het werk.

Peter: ja dat klopt. We kijken er erg naar uit om met elkaar hierover in gesprek te zijn en daarbij onze kennis te delen. Daarbij kunnen wij vast ook weer veel leren van hetgeen de deelnemers inbrengen in de discussie.

Nieuwsgierig geworden? Je kunt je hier aanmelden voor het leeratelier. 

Delen