Op 11 oktober 2018 heeft prof. dr. Gert Jan Veerman, emeritus hoogleraar Wetgeving en Wetgevingskwaliteit en voormalig hoofd van het Kenniscentrum voor Wetgeving, een prikkelende lezing gehouden over de verantwoordelijkheid van de kritische wetgevingsjurist.
De indirecte aanleiding voor deze bijeenkomst waren de publicaties van het rapport van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur uit 2015 ‘Sedimentatie in sturing; Systeem brengen in netwerkend werken door meervoudig organiseren’ en het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor de Regering uit 2017 ‘Weten is nog geen doen’. Op basis van deze rapporten heeft prof. Veerman op verzoek van de Academies een essay geschreven over de vraag hoe de landelijke wetgever burgers het best kan bereiken, c.q. wat deze rapporten voor wetgevingsjuristen betekenen (zie Essay Gert Jan Veerman).
In zijn lezing ging de spreker echter verder dan het essay, waarvan hij de uitkomsten voor de gelegenheid in een zevental mogelijke toevoegingen op de Aanwijzingen voor de Regelgeving had gegoten. Deze aanvullende aanwijzingen zouden handvatten kunnen bieden voor wetgevingsjuristen om door te vragen, of – minder antagonistisch bezien – een gesprekshandleiding kunnen zijn tussen wetgeving en beleid. De ware kern van Veermans betoog was echter een beroep op de verantwoordelijkheid van de wetgevingsjurist en een daarmee gepaarde oproep tot eerdergenoemde doorvragen, alsook tot tegen-denken en tegenspreken. Deze oproep bleek niet aan dovemansoren gezegd, gezien de toehoorders, veelal wetgevingsjuristen, al bij bespreking van de derde aanwijzing voldoende geprikkeld waren om met prof. Veerman en elkaar in kritische discussie te treden. Doorvragen en tegenspreken werden hierbij zeker niet geschuwd.
Deze polemische interacties, door de spreker steevast met de nodige lichtvoetigheid, eruditie en humor betreden, konden niet ondersneeuwen wat de kern van de verantwoordelijkheid van de wetgevingsjurist ten opzichte van de burger precies inhoudt: als je een wet maakt, doe er dan ook alles aan om ervoor te zorgen dat deze zal werken zoals beoogd. En dat betekent, inderdaad: tegen-denken, doorvragen en tegenspreken, maar ook, zo volgde uit de discussie, constructieve conversatie tussen wetgeving en beleid.