Jaarverslag Raad van State 2019 (online)

« terug naar overzicht

Datum
25 juni 2020

Verslag online lezing 25 juni 2020

Op 25 juni 2020 hield mr. Thom de Graaf, vice-president van de Raad van State, een digitale lezing over het jaarverslag 2019 van de Raad. Het thema van dit jaarverslag, Evenwicht in de rechtsstaat, werd in het tweede deel van de lezing besproken tegen de achtergrond van de ontwikkelingen rondom COVID-19.

Evenwicht in de rechtsstaat

Een belangrijk vereiste voor een goed werkende rechtsstaat is dat regering, parlement en rechter zorgvuldig met elkaar omgaan, met begrip voor elkaars positie binnen het staatsbestel. Tussen deze drie partijen bestaat altijd een gezonde spanning en de partijen moeten oog hebben voor elkaars verschillende verantwoordelijkheden, aldus De Graaf.

De laatste tijd is er meer aandacht en kritiek op het functioneren van de rechter. De Graaf benadrukte dat rechters recht moeten spreken en zij een belangrijke stem hebben, maar zeker niet de laatste. Regering en parlement kunnen met nieuwe wetten oude rechterlijke uitspraken ‘overrulen’. Dat is echter wel moeilijker bij rechterlijke interpretatie van internationale verdragen. Deze zijn niet zomaar te wijzigen, waardoor de rechter een zware verantwoordelijkheid heeft bij de interpretatie van verdragen.

Ondanks kritische commentaren op rechterlijke uitspraken, ook vanuit de politiek, meent de Raad van State dat de rechtsstaat in ons land niet wezenlijk in gevaar is. Dat heeft onder meer te maken met het draagvlak onder de bevolking. Het vertrouwen van de burgers in de instituties is groot. Dit vertrouwen moet echter wel voortdurend verdiend worden. Als de overheid te vaak en te snel steken laat vallen in de uitvoering van wetgeving en beleid, loopt het vertrouwen deuken op. Té complexe regelgeving kan snel onwerkbaar worden voor uitvoeringsinstanties en onredelijk uitpakken voor burgers. Dat moet volgens De Graaf beter.

Rechtsstaat in crisistijd

Het jaarverslag van de Raad van State is geschreven voor de uitbraak van COVID-19. Juist in deze tijden, waarin om bijzondere maatregelen van de overheid wordt gevraagd die voor langere tijd de uitoefening van vrijheidsrechten beperken, is een krachtige en weerbare democratische rechtsstaat van groot belang.

De Graaf bespreekt in dit kader 4 punten:

1)      De samenleving raakt niet uit balans en er treedt geen destabilisatie op in deze periode van pandemie. Er is onverminderd groot vertrouwen in de instituties van de rechtsstaat, ondanks de groeiende kritiek, en de bevolking vertoont een groot aanpassingsvermogen. De Graaf waarschuwt wel dat elke crisis het risico met zich brengt dat het een samenleving verder splijt.

2)      De verhoudingen binnen de Economische en Monetaire Unie zijn onder druk komen te staan. Het vrije verkeer van personen is tijdelijk feitelijk stopgezet en komt pas net weer op gang. Enkele lidstaten, zoals Hongarije, lijken de coronacrisis aan te grijpen om de rechtsstaat verder uit te hollen. Dit duidt erop dat na de coronacrisis de Europese crisis nog niet voorbij is.

3)      Daarnaast vraagt De Graaf zich af of de ingrijpende maatregelen de rechtsstatelijke toets der kritiek wel kunnen doorstaan. De beperkingen zijn opgenomen in noodverordeningen, waarvan de juridische houdbaarheid en de democratische legitimatie beperkt zijn. De Tijdelijke wet maatregelen covid-19 laat nog weken tot maanden op zich wachten (op 25 juni was het advies van de Afdeling advisering op dit wetsvoorstel nog niet openbaar). Dit is niet gelukkig vanuit rechtsstatelijk en democratisch oogpunt.

4)      De onafhankelijke rechtspraak kwam een aantal weken fors onder druk te staan, maar kwam niet in de verdrukking. Het democratische proces is niet onder druk komen te staan, digitale middelen vormden hierin de sleutel. Een moderne, dynamische interpretatie van de grondwet biedt hier ook de ruimte toe (zie ook de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State op verzoek van de Eerste Kamer).

Tot slot

De Graaf merkt op dat er naast de wegingsfactoren van de publieke gezondheid en economie, nog een derde factor is: de persoonlijke vrijheid van mensen en het draagvlak dat moet bestaan voor de beperking daarvan. In de democratische rechtsstaat moeten de fundamentele rechten en de uitoefening daarvan geborgd blijven.

Voorzichtig concluderend stelt de Graaf dat de democratie en rechtsstaat in ons land ook in coronatijd redelijk is blijven functioneren. De beperking in de uitoefening is fors, maar onderhevig aan democratische beïnvloeding en beoordeling. Tevens is zij niet gericht op willekeur. Toetsing door de onafhankelijke rechter is en blijft in alle gevallen mogelijk.