Op 19 april jl. heeft de vice-president van de Raad van State aan de minister-president en de voorzitters van de Tweede en de Eerste Kamer een aantal aanbevelingen ter bevordering van de wetgevingskwaliteit doen toekomen. De brief is gestuurd naar beide onderdelen van de wetgever om te streven naar een breed bereik.
In de lezing van 27 mei jl. heeft staatsraad bij de afdeling advisering, mr. G.J.H. Houtzagers, deze aanbevelingen nader toegelicht. Daartoe is hij ingaan op de achtergrond, de context waarbinnen wetgeving tot stand komt en de vijf gegeven aanbevelingen. De middag is afgesloten met beantwoording van vragen van het publiek.
Ter inleiding merkte de heer Houtzagers op dat de hiervoor genoemde brief aan de minister-president en de voorzitters van de Tweede en de Eerste Kamer is gericht omdat de gesprekken over een nieuw regeerakkoord op basis waarvan een nieuw kabinet zal aantreden op dit moment worden gevoerd.
De integraliteit van beleid, wetgeving en uitvoering is noodzakelijk voor de bevordering van de wetgevingskwaliteit, aldus de spreker. Effectuering hiervan blijkt in de praktijk echter vaak lastig. Het valt de afdeling advisering op dat de ‘beleidsanalytische toets’ vaak slecht uit de verf komt. Hierbij komen laat in het proces de vragen aan de orde of er wel goed is nagedacht wat het probleem is en wat de juiste oplossing zou moeten zijn. Om de integraliteit van beleid, wetgeving en uitvoering te bevorderen heeft de afdeling advisering daarom een aantal aanbevelingen gedaan.
Alle vijf de aanbevelingen zijn tijdens de lezing langsgelopen en nader toegelicht. Het zwaartepunt voor de wetgevingsjurist ligt daarbij op de eerste drie aanbevelingen. Bij aanbeveling 1, “Maak de departementaal belegde verantwoordelijkheid voor het wetgevingsproces waar”, wees de spreker op de bijzondere verantwoordelijkheid van de secretarissen-generaal hiervoor. De afdeling advisering vraagt zich af of die verantwoordelijkheid altijd voldoende wordt gevoeld. Bij aanbeveling 2, “Maak nieuw wetgevingsbeleid”, benadrukte de heer Houtzagers dat er weliswaar al veel mooie instrumenten liggen, maar dat die instrumenten eenvoudiger en eenduidiger zouden kunnen worden ingekleed. Ook ging hij in op de vereiste slagkracht van de Rijksbrede wetgevingstoetsing en de eigen verantwoordelijkheid van de verschillende ministeries op dat vlak. Verder belichtte hij de mogelijkheid om iedere twee jaar een 'Staat van de Wetgeving' uit te brengen. Bij aanbeveling 3, “Geef uitvoeringsorganisaties een eigen rol en plaats in het wetgevingsproces”, benadrukte de heer Houtzagers hoe belangrijk de emancipatie van de uitvoeringsorganisaties aan de voorkant van in het wetgevingsproces is. Tot slot is ook naar ‘de andere kant’ gekeken, door aanbeveling 4, “Beschrijf in het regeerakkoord de 'wat'-vraag en niet de 'hoe'-vraag” en aanbeveling 5, “Behandeling van wetgeving in Tweede en Eerste Kamer” te bespreken.
De heer Houtzagers eindigde zijn betoog door op te merken dat de aanbevelingen wellicht open deuren zijn, maar dat het van groot belang is die deuren daadwerkelijk open te zetten. Al met al zeer inspirerende woorden voor de deelnemers van deze lezing.
Na de lezing was er ruimte voor opmerkingen en vragen. Zo werd ingegaan op de daadwerkelijke uitwerking van deze aanbevelingen, waartoe iedere ambtenaar al initiatief zou kunnen nemen. Ook is de relevantie van de aanbevelingen voor Aruba aan bod gekomen. Daarnaast werd een vergelijking gemaakt met het boek van Herman Tjeenk Willink “Groter denken, kleiner doen”. Bovendien is aandacht gevraagd voor het feit dat het betrekken van de uitvoering bij wetgeving tijd kost en dat dat dit lastig kan zijn gegeven de vaak sterke politieke druk. Tot slot is nagedacht over de verantwoordelijkheid van de Tweede en Eerste Kamer in de behandeling van wetgeving, waaraan het versterken van de ondersteuning een positieve bijdrage zou kunnen leveren.