Op 22 april 2021 gaven John Morijn, Collegelid, en Doutje Lettinga, Manager van de afdeling Onderzoek & Advies, een lezing over het reilen en zeilen van het College voor de Rechten van de Mens.
Er is allereerst gesproken over het ontstaan van het College voor de Rechten van de Mens. In Nederland is een zelfstandige instantie opgezet die met zowel het toezicht op mensenrechtenwaarborging als het oordelen over gelijke behandelingskwesties is belast. In 2012 is het mandaat van deze organisatie uitgebreid. Nederland kreeg namelijk meermaals van de Verenigde Naties (VN) de aanbeveling een nationaal mensenrechteninstituut op te richten. In de zogenoemde Paris Principles hebben de VN een aantal criteria geformuleerd voor de instelling en werkwijze van de nationale mensenrechteninstituten. Zo dient sprake te zijn van onafhankelijkheid in de wet, opdat onafhankelijk kan worden geadviseerd over de bevordering en bescherming van de mensenrechten en dient de samenstelling pluriform te zijn.
Vervolgens kwam de organisatiestructuur van het college aan bod. Er zijn maximaal 10 collegeleden. Daarvan is er een directeur die het bureau aanstuurt. Het bureau bestaat uit de afdelingen Front office & Oordelen, Onderzoek & Advies en Bedrijfsvoering. Het College ontvangt voor de uitvoering van haar taken middelen van een aantal ministeries. Soms is dit geld geoormerkt.
Een van de taken van het College betreft het geven van oordelen over gelijke behandelingskwesties. Het College krijgt zo’n 600 klachten per jaar binnen, waarvan ongeveer 150 tot zittingen leiden. John Morijn schonk aandacht aan een aantal interessante zaken, zoals een zaak waarbij de TU Eindhoven een voorkeursbeleid hanteerde om meer vrouwen te werven. Vacatures werden hierbij de eerste zes maanden enkel voor vrouwen opengesteld. Het College oordeelde dat dit beleid te absoluut was en niet door de beugel kon. De TU heeft het voorkeursbeleid vervolgens naar aanleiding van dit oordeel aangepast. Ondanks dat de oordelen van het College niet juridisch bindend zijn, worden zij in de praktijk meestal wel opgevolgd. Het College houdt ook bij of en hoe uitspraken worden nageleefd.
Doutje Lettinga nam ons vervolgens mee in een andere belangrijke taak van het College; het houden van toezicht op mensenrechten. Mensenrechteninstituten moeten bevorderen dat internationale normen ook daadwerkelijk worden geïmplementeerd. Het College doet dit onder andere door gevraagd en ongevraagd te adviseren over wetgeving en beleid, maar ook door onderzoek te doen naar mensenrechtennaleving in de praktijk. In 2020 zijn 17 adviezen uitgebracht, onder andere over een aantal COVID-19 gerelateerde conceptwetten. Ook is het College sinds 2016 toezichthouder op het VN-verdrag voor de rechten van personen met een handicap (VN-verdrag handicap) dat in Nederland geldt.
Tot slot is over het Strategisch plan van het College gesproken. Hierin staan een aantal strategische speerpunten van het College voor de periode 2020-2023, zoals digitalisering en mensenrechten en gendergelijkheid en mensenrechten. Bij dat laatste speerpunt gaat het bijvoorbeeld om het waarborgen van gelijke rechten voor vrouwen om volledig te kunnen participeren in de samenleving, maar ook om het tegengaan van huiselijk geweld en seksuele intimidatie.
Na de lezing was er nog ruimte voor discussie, waarbij de sprekers ook een aantal dilemma’s van het College aan het publiek voorlegden. Bijvoorbeeld het maken van een keuze tussen een breed werkterrein of juist een beperkt werkterrein, vanwege het feit dat een deel van de financiële middelen is geoormerkt en er ook een beperkte capaciteit is.
Afsluitend gaf John Morijn nog aan dat het College een heel leuke stageplek is voor Academisten. Schroom dus niet om bij interesse hierover contact met het College op te nemen!