Actualiteit: Wetgeven via LinkedIn

« terug naar overzicht

Datum
2 oktober 2013

Op het ministerie van EZ wordt gewerkt aan nieuw beleid voor de productie, het transport en de levering van elektriciteit en gas. Ook moet de transitie naar een duurzame energievoorziening gemaakt worden. Het project STROOM is een onderdeel van dat nieuwe beleid en betreft in het bijzonder de herziening van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.

Conform de doelstellingen van het project worden deze wetten gestroomlijnd, geoptimaliseerd en gemoderniseerd. Daarbij wordt al in de fase van de ambtelijke voorbereiding van die herziening uitvoerig met belanghebbenden en deskundigen samengewerkt via een discussiegroep op LinkedIn.

Jan van Beuningen is één van de projectleiders van STROOM en vertelde over de ideeën achter de herziening en over de werkwijze van de projectgroep. Voor hemzelf waren de doelstellingen ‘stroomlijnen’ en ‘optimaliseren’ minder uitdagend dan ‘moderniseren’. Zeker, het is een goed idee om ervoor te zorgen dat de wetten zo dicht mogelijk gaan aansluiten op de Europese regelgeving en dat daarbij de lastendruk voor bedrijven, burgers en overheid verminderd wordt. Toch zou er vooral voor gezorgd moeten worden dat de nieuwe wetgeving uitgaat van vertrouwen.  

Het liberaliseringsbeleid van de afgelopen decennia heeft namelijk geleid tot onderling wantrouwen van degenen die betrokken zijn bij energiebeleid. Er ontstond een negatieve spiraal waarin de overheid steeds meer regelt en controleert, terwijl de energiesector daartegen ageert en steeds minder in staat is zelf de problemen aan te pakken. Die negatieve spiraal moet doorbroken worden. 

Van Beuningen legde uit dat de energietransitie eigenlijk een complex probleem is, terwijl de liberalisering, die mede vanuit de Europese Unie werd aangejaagd, eenduidig was. Daarom wordt in het kader van STROOM met belanghebbenden en deskundigen gezamenlijk bekeken hoe een en ander zo goed mogelijk kan worden aangepakt. De overheid komt dus niet meteen zelf met ‘de’ visie hoe het allemaal moet gaan. 

De hoop is dat deze discussie leidt tot een solide voorstel dat aan de deelnemers van de LinkedIn-groep en aan anderen kan worden voorgelegd. Die consultatie moet leiden tot een deal van alle betrokkenen waaraan zij zich ook willen committeren. Daarna moet het voorstel uiteraard de gebruikelijke wetgevingsprocedure doorlopen. Het is nog niet duidelijk hoe de Staten-Generaal omgaat met een wetsvoorstel dat op zo’n interactieve wijze tot stand is gekomen. 

Vanuit de zaal werd met name gevraagd hoe de LinkedIn-discussie is georganiseerd. Van Beuningen liet zien dat niet alleen de projectleiders, maar ook andere personen in de groep discussies waren gestart. In beginsel kan een ieder meedoen aan de groep, maar nepprofielen worden geweerd. Daarbij is een ieder die meedoet aan de discussie verantwoordelijk voor zijn of haar eigen teksten, zij het dat reclame voor het eigen bedrijf en beledigende teksten niet zijn toegestaan. Sommige deelnemers zijn zeer actief en ter zake kundig, terwijl anderen de groep meer benutten om op de hoogte te blijven van de onderwerpen die spelen. 

Andere vragen betroffen de rol van de politiek en met name van de Tweede Kamer: is te verwachten dat Kamerleden het compromis dat bereikt is in de discussie op LinkedIn en de consultatie daarna, zullen aanvaarden? Van Beuningen verwachtte niet dat deze manier van werken zou leiden tot minder vragen in het verslag of minder amendementen. Wel hoopte hij dat de parlementaire discussie op een hoger niveau gevoerd zou worden.

Kamerleden kunnen inzicht krijgen in de afwegingen die ten grondslag liggen aan de voorstellen. Hopelijk zijn ze er dan van doordrongen dat ze niet lichtvaardig wijzigingen kunnen voorstellen. Daarmee kunnen zij namelijk een bouwwerk ondermijnen waaraan vele belanghebbenden zich gecommitteerd hebben.

De bijeenkomst is georganiseerd i.s.m. het Kenniscentrum Wetgeving en Juridische Zaken